2.2.4.6. De “algemene” of “forfaitaire” vrijstelling

Laatst bijgewerkt : 01/09/2025

  • Er is ook een algemene (of forfaitaire) vrijstelling per categorie op het totale bedrag van je inkomsten (en/of de inkomsten van samenwonenden waarmee het OCMW rekening moet/mag houden) in het geval dat bij optelling van al je inkomsten de eindsom lager blijft dan het LL-bedrag van je categorie (zie 2.2.4. Wat betekent de voorwaarde onvoldoende middelen te hebben?)

 

Het bedrag van het vrijgestelde gedeelte (“forfaitaire vrijstelling per categorie”) is (niet-geïndexeerde bedragen):

  • € 155/jaar (€ 12,92/maand) voor een samenwonende;
  • € 250/jaar (€ 20,83/maand) voor een alleenstaande;
  • € 310/jaar (€ 25,83/maand) voor een persoon met gezin ten laste.

 

Voorbeeld 1

Je bent student en woont in een appartement met een vriend. Je hebt een gezamenlijk huishoudproject en haalt er economisch voordeel uit. Je ouders geven je € 300/maand, wat neerkomt op € 3600/jaar (€ 300 x 12). Je hebt geen andere inkomsten. Je geniet het tarief voor samenwonenden.

– Je bestaansmiddelen van één jaar bedragen in totaal € 3600. Je totale middelen liggen dus lager dan het volledige jaarlijkse LL in de categorie van samenwonende (€ 10.513,60/jaar, bedrag op 01/02/2025).

–  Omdat je bestaansmiddelen kleiner zijn dan het LL-bedrag voor de categorie van samenwonenden, is een deel van je middelen vrijgesteld, d.w.z. niet meegeteld. Dit vrijgestelde deel is gelijk aan € 155 per jaar voor samenwonenden. Het OCMW mag dus slechts € 3445 van je jaarlijkse middelen (€ 3600 – € 155) in aanmerking nemen.

– Je hebt recht op een LL van € 7.068,60 per jaar (€ 10.513,60 € – 3.445 €), ofwel € 589,05 per maand.

Voorbeeld 2

Je geniet het tarief van alleenstaande (€ 15.770,41/jaar op 01.02.2025) en je gaat samenwonen met een persoon die geen middelen van bestaan heeft. Als de voorwaarden vervuld zijn, heeft deze persoon recht op een leefloon aan het tarief voor samenwonenden. Op dezelfde manier zal voor jou (dhr. Y) het tarief van alleenstaanden veranderen in dat van samenwonenden. In totaal krijgen jullie samen€ 1.752,26/maand LL (2x € 876,13 maandelijks tarief voor samenwonenden op 01.02.2025).

Stel nu dat de tweede persoon in het huishouden iemand is (mevr. X) die deeltijds werkt aan 19 uur per week, en wiens nettoloon € 790 per maand is. Het OCMW moet de jaarlijkse vrijstelling van € 155/jaar toepassen (tarief voor samenwonende).

Het LL van mevr. X bedraagt:

876,13 x 12 = 10.513,56 (jaarlijks bedrag voor samenwonenden op 01.02.2025)

– 790 x 12 = 9.480 (netto jaarloon)

= (10.513,56 – 9.480) = € 1.033,56 /jaar

+ 155 (jaarlijkse vrijstelling voor samenwonenden) 

= € 1.188,56 /jaar

1.188,56 / 12= € 99,05  / maand (door het OCMW bij te passen LL voor mevr. X)

+ € 790 (nettoloon/maand)

= € 889,05/maand (totale inkomsten van mevr. X/maand)

Mevr. X ontvangt een leefloon van € 99,05 per maand, naast haar inkomen uit werk (€ 790), waardoor ze in totaal € 889,05 per maand ontvangt.

Samen bedragen de inkomsten van het koppel € 889,05 (van mevr. X, inclusief € 99,05 van het OCMW) + € 876,13 (van dhr. Y van het OCMW) = € 1.765,18/maand (in plaats van € 1.752,26/maand leefloon als mevr. niet werkt).

Voorbeeld 3

Een vrouw werkt voltijds en verdient € 1800 netto. Ze gaat samenwonen met haar partner. Aangezien het bedrag van haar loon groter is dan tweemaal het tarief voor samenwonenden (€ 1.752,26 op 01.02.2025, zelfs met de algemene jaarlijkse vrijstelling van € 155/jaar aan het tarief voor samenwonenden), heeft haar partner geen recht op bijstand van het OCMW. Als hij vroeger een leefloon kreeg, zal hij deze bijstand verliezen.

Voorbeeld 4

Een moeder woont alleen met haar twee kinderen ten laste. Ze werkt parttime voor een nettoloon van € 1400 per maand. Het OCMW moet de jaarlijkse vrijstelling van € 310/jaar (gezinstarief) toepassen.

1.776,07 x 12 = 21.312,87 (jaarlijks bedrag aan tarief van gezin ten laste op 01.02.2025)

– 1400 x 12 = € 16.800/jaar (netto jaarloon)

= (21.312,87 – 16.800) = € 4.512,87/jaar

+ 310 (vrijstelling voor tarief gezin ten laste)

= € 4.822,87/jaar

4.822,87/ 12 = € 401,91/maand (door het OCMW bij te passen LL voor mevr.)

+ € 1400 (nettoloon/maand)

= € 1.801,91/maand (het totale inkomen van mevr.).

Mevr. ontvangt een leefloon van € 401,91 per maand, naast haar inkomen uit werk, waardoor ze in totaal € 1.801,91 per maand ontvangt in plaats van € 1400 per maand aan loon alleen (en € 25,83 meer dan het vastgestelde LL-bedrag voor een persoon met kinderen ten laste).

De “algemene” of ‘forfaitaire’ vrijstelling geldt voor alle inkomsten, inclusief beroepsinkomsten. Als deze beroepsinkomsten echter worden verkregen terwijl de persoon al een integratie-inkomen ontvangt, wordt eerst de sociaal-professionele vrijstelling toegepast en daarna de algemene vrijstelling. Zie volgende fiche “De sociaal-professionele vrijstelling”.

Wanneer de aanvrager een beroepsactiviteit uitoefent, wordt namelijk rekening gehouden met zijn/haar netto beroepsinkomsten. Alle beroepsinkomsten worden in aanmerking genomen bij de berekening van de middelen en worden over de hele maand samengevoegd.

Opgelet ! Bij een nieuwe aanvraag in de loop van de maand wordt een pro rata (een evenredige berekening) toegepast op deze inkomsten. Wanneer het recht op sociale integratie niet de hele maand dekt, wordt aan het einde van de berekening een pro rata toegepast op het integratie-inkomen.

In het geval van een zelfstandige moeten zijn inkomsten worden berekend na aftrek van het netto-inkomen van zijn beroepsuitgaven en sociale bijdragen.

Berekeningsstappen wanneer het geen nieuwe aanvraag betreft

Alle beroepsinkomsten van de hele maand worden zonder meer in aanmerking genomen bij de berekening van de middelen, zonder dat er een beroep wordt gedaan op de “sociaal-professionele” vrijstelling.

  • Alle beroepsinkomsten op maandbasis moeten in aanmerking worden genomen) De algemene vrijstelling toepassen (of forfaitaire vrijstelling)
  • Bepaal of de persoon al dan niet recht heeft op een integratie-inkomen en bereken het bedrag van het RI op maandbasis
  • Als het recht op sociale integratie niet de hele maand dekt, maak dan een pro rata berekening

 

Berekeningsstappen bij een nieuwe aanvraag

Er is sprake van een nieuwe aanvraag als de betrokkene gedurende twee volledige maanden (tussen de laatste maand waarin het recht op sociale integratie is toegekend en de maand van de nieuwe aanvraag) geen recht op sociale integratie heeft gehad vóór de maand waarin het recht op sociale integratie opnieuw wordt toegekend. In dat geval moeten de beroepsinkomsten van de maand worden overgedragen naar de periode waarop de aanvraag voor het recht op sociale integratie betrekking heeft, d.w.z. dat ze moeten worden overgedragen naar de periode waarop het recht betrekking heeft. Er moet dus een pro rata worden berekend op deze inkomsten.

  1. Er moet rekening worden gehouden met alle beroepsinkomsten op maandbasis
  2. Pas de algemene (of forfaitaire) vrijstelling EN de sociaal-professionele vrijstelling toe op de inkomsten uit arbeid
  3. Bepaal of de persoon al dan niet recht heeft op een integratie-inkomen en bereken het bedrag van het RI op maandbasis
  4. Als het recht op sociale integratie niet de hele maand dekt, moet een pro rata worden berekend

 

Geval nr. 1 : het gaat om een nieuwe aanvraag. 

 Geval nr. 2 : het gaat niet om een nieuwe
aanvraag.

RI toegekend tot 18 september

RI toegekend tot 18 september

Geen RI in oktober = 1 volledige maand

Geen RI in oktober = 1 volledige maand

Geen RI in november = 1 volledige maand.

 

RI aangevraagd op 5 december

RI aangevraagd op 19 november

➢ Dit is dus een nieuwe aanvraag

➢ Dit is dus geen nieuwe aanvraag omdat er geen sprake is van een volledige onderbreking van 2 maanden

➔Voor de RI van december: geen rekening gehouden met
de beroepsinkomsten die vóór 5 december zijn ontvangen

➔ Voor de RI van november: rekening houden met
alle beroepsinkomsten van de maand
november

De stappen voor de berekening wanneer het gaat om een nieuwe aanvraag in de loop van de maand:

Stap 1 : Rekening houden met de beroepsinkomsten op maandbasis

Stap 2 : Indien van toepassing, de sociaal-professionele vrijstelling toepassen op de inkomsten uit arbeid

Stap 3 : Een PRORATA berekenen op de beroepsinkomsten

=> Maandsalaris / aantal dagen in de maand x aantal DIS-dagen

Stap 4 : Bepalen of de persoon al dan niet recht heeft op een integratie-inkomen door een PRORATA te berekenen op het percentage en de middelen van stap 3 te vergelijken met dit percentage

=> Percentage van de categorie / aantal dagen in de maand x aantal DIS-dagen

Bereken vervolgens het bedrag van het RI op maandbasis.

Stap 5 : Als het recht op sociale integratie niet de hele maand dekt, maak dan een PRORATA.

Voorbeelden

Berekening van het RI voor de maand december (vanaf 5 december)

1) Mevrouw werkt deeltijds en ontvangt een bedrag van 950 €. Ze heeft al enkele maanden recht op een aanvullend integratie-inkomen tegen het tarief voor alleenstaanden. Haar partner trekt op 19 september bij haar in. Aangezien hij een aanzienlijk salaris ontvangt, wordt het recht op integratie van mevrouw vanaf 19 september ingetrokken. Eind november gaat mevrouw uit elkaar met haar partner, die verhuist. Op 5 december dient ze een aanvraag in voor het recht op sociale integratie. Mevrouw heeft dus recht op een aanvulling op het RI, tegen het tarief voor alleenstaanden, voor de periode van 5 tot 31 december.

Het gaat om een nieuwe aanvraag omdat er tussen september en december een termijn van twee volle maanden is verstreken.

➔De beroepsinkomsten van de volledige maand moeten worden geprorateerd over de periode waarop het recht op sociale integratie betrekking heeft.

2) Er is geen sociaal-professionele vrijstelling van toepassing, aangezien mevrouw al werkte voordat zij een nieuwe aanvraag bij het OCMW indiende.

3) Bijgevolg moeten de inkomsten uit arbeid voor de volledige maand worden geprorateerd over de periode waarop het recht op sociale integratie betrekking heeft, namelijk van 5 tot 31 december (= 27 dagen).

=> 950 € / 31 x 27 = 827,42 € (pro rata van het loon van mevrouw over 27 dagen in december)

4) 827,42 € < 1.314,20 € (geïsoleerd tarief overgedragen naar de periode waarop het recht op sociale integratie van toepassing is, dus vanaf 5 december)

827,42 € x 12 = 9.929,04 €

15.770,41 € (1.314,20 x 12) – (9.929,04 € – 250 € = 9.679,04 €) = 6.091,37 €/jaar

6.091,37 / 12 = 507,61 €/maand

5) Inkomenssteun van 5/12 tot 31/12: 27 dagen

507,61 € / 31 x 27 = 442,12 €

Mevrouw heeft dus recht op een inkomenssteun van 442,12 € voor de

 
 

Deze site maakt gebruik van cookies om u de beste ervaring op onze site te garanderen.