2.2.4.7. De ‘socioprofessionele’ vrijstelling of vrijstelling van inkomsten in het kader van de socioprofessionele integratie of ‘gewone’ vrijstelling

Laatst bijgewerkt : 01/09/2025

De socioprofessionele vrijstelling verwijst naar een (wettelijk bepaald) bedrag van je inkomsten, vaak uit werk of opleiding (indien niet volledig vrijgesteld door het koninklijk besluit), dat het OCMW niet meetelt bij de berekening van het LL. 

Het achterliggende idee is om mensen aan te moedigen opnieuw aan de slag te gaan als hun maandloon niet hoger is dan de vastgestelde bedragen (d.w.z. niet erg hoog of niet regelmatig genoeg) en onder nog andere voorwaarden, zie hieronder.

Met andere woorden, als je al een LL ontvangt en je (opnieuw) aan het werk gaat of een opleiding begint, worden je beroepsinkomsten of opleidingspremies (indien niet volledig vrijgesteld krachtens het koninklijk besluit) in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag waarop je recht hebt, maar niet volledig. 

Je geniet vrijstelling (wat betekent dat men geen rekening houdt met dit bedrag) van een deel van je inkomen, tot maximum € 309,48 per maand (bedrag op 1 februari 2025).

Met andere woorden, er wordt rekening gehouden met je netto-inkomen wanneer je werkt, met aftrek van € 309,48 per maand voor een totale periode van drie jaar, die over zes jaar kan gespreid worden.

Dat betekent dat het OCMW bij de berekening van je inkomsten[A4]geen rekening houdt met:

  • een maandelijks bedrag in het geval van een algemene socioprofessionele vrijstelling (wanneer je een nieuwe job vindt en je al bij het OCMW bent) en in het geval van een vrijstelling voor studenten die een studie met volledig leerplan volgen en een studentenjob hebben. Met andere woorden, het OCMW trekt je studenteninkomen af van je leefloon, maar slechts een deel van je inkomen. Alleen bedragen boven € 309,48/maand worden in mindering gebracht van je LL. 

 

Als student moet je aan de volgende voorwaarden voldoen om een vrijstelling te krijgen: 

  •  jonger zijn dan vijfentwintig jaar;
  •  een studie met volledig leerplan in een erkende instelling volgen;
  •  een GPMI ondertekend hebben.

 

Naast deze vrijstelling voor studenten moet het OCMW ook de algemene vrijstelling toepassen (zie 2.2.4.6. De “algemene” of “forfaitaire” vrijstelling).

  •  van een jaarlijks bedrag voor inkomsten uit een artistieke activiteit, € 3.713,76 /jaar op 01.02.2025. Dat betekent dat de inkomsten uit je artistieke activiteit gedeeltelijk zijn vrijgesteld. Er wordt alleen rekening gehouden met inkomsten boven € 3.713,76 /jaar (slechts drie jaar geldig). Het moet bovendien gaan om onregelmatige artistieke activiteiten.

 

Naast de vrijstelling van artistieke inkomsten moet het OCMW ook de algemene vrijstelling toepassen (zie 2.2.4.6. De “algemene” of “forfaitaire” vrijstelling).

Die bestaat dus uit:

  1.  de socioprofessionele vrijstelling of gewone vrijstelling;
  2. de vrijstelling voor studenten die een studie met volledig leerplan volgen;
  3. de vrijstelling voor inkomsten uit artistieke activiteiten.

 

Er zijn evenwel een aantal grenzen aan de socioprofessionele vrijstelling:

  •  de vrijstelling geldt alleen als je begint te werkennadat je een leefloon kreeg toegewezen. Als je dus al een arbeidsovereenkomst hebt op het ogenblik dat je een leefloon wordt toegewezen, zullen al je beroepsinkomsten in mindering worden gebracht van het LL. Als je echter een student met volledig leerplan bent of als je een opleiding volgt op het moment dat je het leefloon wordt toegekend, heb je recht op de vrijstelling(omzendbrief van 7 oktober 2022);
  •  de totale duur van de vrijstelling is beperkt tot drie jaar. Deze termijn van drie jaar kan worden gespreid over een periode van zes jaar vanaf het begin van de eerste beroepsactiviteit of de eerste opleiding. Na de periode van drie jaar worden de beroepsinkomsten en opleidingspremies volledig in mindering gebracht van het leefloon;
  •  de premies voor beroepsopleidingen, inclusief de terugbetalingen in geval van een erkende opleiding bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris, Forem, VDAB, ADG), worden beschouwd als een socioprofessioneel inkomen. Gezien de tijdslimiet in artikel 35 wordt de opleidingspremie in veel gevallen in mindering gebracht van het leefloon;
  •  het vrijgesteld bedrag wordt voor kunstenaars jaarlijks vastgesteld, maar voor andere gerechtigden maandelijks. De omzendbrief geeft evenwel geen informatie over wie als kunstenaar kan worden beschouwd, en het enige vermelde voorbeeld van een artistieke activiteit is de verkoop van schilderijen;
  •  zelfstandigen krijgen vaak geen vrijstelling;
  •  feitelijke huishoudens, waarvan de leden een leefloon ontvangen aan het tarief van samenwonende, worden gediscrimineerd. Er moet rekening worden gehouden met het inkomen van de samenwonende. Hun beroepsinkomsten worden derhalve volledig meegerekend, soms zonder dat er een vrijstelling mogelijk is;
  • de socioprofessionele vrijstelling wordt niet noodzakelijk toegekend aan ELL-gerechtigden (equivalent leefloon). Maar ze kan – en zou moeten! – worden toegekend door de OCMW’s.

 

Het totale bedrag van de sociaal-professionele vrijstelling is van toepassing op de inkomsten uit arbeid, zonder dat er een proportionele of pro rata berekening wordt gemaakt op basis van het aantal daadwerkelijk gewerkte dagen. De sociaal-professionele vrijstelling is dus van toepassing op het totale bedrag van de inkomsten uit arbeid.

Bij een nieuwe aanvraag in de loop van de maand wordt de sociaal-professionele vrijstelling altijd toegepast voordat de pro rata berekening op het beroepsinkomen wordt uitgevoerd.

  1. Bepaal het maandelijkse nettobedrag van het inkomen uit arbeid waarover de persoon beschikt. Maandelijks bedrag – sociaal-professionele vrijstelling = in aanmerking genomen maandelijks bedrag Als het in aanmerking genomen maandelijks bedrag hoger is dan het maandelijks bedrag van de categorie van
    begunstigden in kwestie, wordt er geen aanvullend maandelijks integratie-inkomen toegekend en wordt de sociaal-professionele vrijstelling niet toegepast. Als het in aanmerking genomen maandbedrag lager is dan het maandbedrag van de betrokken categorie, gaat men over naar stap 2.
  2. Omrekenen naar een jaarbasis In aanmerking genomen maandbedrag x 12 = in aanmerking genomen jaarbedrag
  3. Jaarbedrag van de categorie – (in aanmerking genomen jaarbedrag – vrijstelling per categorie) = aanvullend jaarbedrag van het integratie-inkomen.
  4. Aanvullend jaarlijks bedrag van het RI /12 = aanvullend maandelijks bedrag van het RI.

 

Voorbeeld

De heer woont alleen. Hij werkt van 1 tot 10 maart. Op 11 maart vraagt hij een inkomensintegratie aan. Hij heeft nog nooit eerder recht gehad op sociale integratie. Het gaat dus om
een nieuwe aanvraag. Vervolgens werkt hij van 20 tot 24 maart. Hij ontvangt een loon van € 1.000 voor de maand maart. Gezien het globalisatiebeginsel wordt het totale bedrag van de sociaal-professionele vrijstelling ongewijzigd toegepast op het totale bedrag van de beroepsinkomsten van de volledige maand (dus ook op de inkomsten die vóór de datum van de aanvraag zijn verdiend). Er moet dus rekening worden gehouden met het loon van de volledige maand (€ 1.000) en het totale bedrag van de sociaal-professionele vrijstelling worden toegepast. Aangezien het om een nieuwe aanvraag gaat, hoeft geen rekening te worden gehouden met de situatie vóór de aanvraag. Er moet verplicht worden uitgegaan van de datum 11 maart en er mag geen rekening worden gehouden met de periode vóór die datum. Op 20 maart begint de heer X dus te werken als begunstigde. Hij heeft recht op de toepassing van de sociaal-professionele vrijstelling.

1) Salaris van maart: 1.000 €

2) 1.000 € – 309,48 € = 690,52 € (toepassing van de sociaal-professionele vrijstelling)

3) 690,52 € / (gedeeld door) 31 x 21 = 467,77 € (pro rata op beroepsinkomsten)

4) 467,77 € < 890,26 € (gepro rata geïsoleerd tarief)

467,77 € x 12 = 5.613,24 €
15.770,41 € (jaarlijkse RI-tarieven op 01.02.2025) – ( 5.613,24 € – 250 € = 5.363,24 €) = 10.407,17 €
10.407,17 € / (gedeeld door) 12 = 867,26 €

5) 867,26 € / (gedeeld door) 31 x 21 = 587,50 €
De heer D heeft dus recht op een integratie-inkomen van 587,50 € voor de periode van 11 tot 31 maart.

Opmerking. Er bestaat ook een specifieke sociaal-professionele vrijstelling voor beroepen waar een tekort aan arbeidskrachten bestaat. Artikel 35, §1, lid 4, van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 bepaalt dat een
verhoogde sociaal-professionele vrijstelling van toepassing is wanneer de begunstigde inkomsten ontvangt uit een activiteit die als een beroep met een tekort aan arbeidskrachten wordt beschouwd. Dit verhoogde bedrag bedraagt 443,52 € (bedrag op 01.02.2025).

Aan deze voorwaarde wordt voldaan:

  • hetzij als het beroep letterlijk is opgenomen in de lijst van tekortberoepen die is opgesteld door de bevoegde regionale dienst. In dat geval is het niet nodig om een officiële verklaring aan te vragen bij de regionale dienst. U kunt de lijst van tekortberoepen voor elke regio vinden via de volgende link: https://www.vdab.be/orienteren/knelpuntberoepen
  • ofwel, in geval van twijfel over de exacte benaming van het beroep, door bevestiging te verkrijgen van de bevoegde regionale dienst dat het beroep als een tekortberoep moet worden beschouwd. Deze bevestiging kan door deze dienst per e-mail of schriftelijk worden gegeven.

Deze site maakt gebruik van cookies om u de beste ervaring op onze site te garanderen.